Opzet van de Voorjaarsnota
Dit is de Voorjaarsnota 2025. Dit is het eerste moment waarmee we de begroting bijstellen in het boekjaar 2025. In juli 2025 behandelen Provinciale Staten de Voorjaarsnota in een Statenvergadering. Het samenstellen van de Voorjaarsnota duurt een aantal maanden. Het gevolg is dat veel van de nu opgenomen bijstellingen zijn gebaseerd op de stand van zaken rond maart/april 2025. In het onderdeel 'Eventuele mee- en tegenvallers' staat daarom een toelichting op ontwikkelingen die een mogelijk financieel effect hebben dat pas in de Najaarsnota 2025 of Begroting 2026 opgenomen kan worden.
Deze Voorjaarsnota bevat bijstellingen die starten in het boekjaar 2025. Waar de ontwikkeling invloed heeft op de jaren ná 2025 hebben we deze ook in de Voorjaarsnota 2025 verwerkt. Een voorbeeld is de ontwikkeling van de uitkering uit het provinciefonds. Deze meerjarige bijstellingen krijgen in de 3e W-vraag ’Wat mag dat kosten?’ in de ambities een uitgebreide toelichting.
In deze Voorjaarsnota 2025 presenteert het college van Gedeputeerde Staten (GS) het actuele financieel perspectief en het meerjarenbeeld dat daarvan het gevolg is. Dat meerjarenbeeld is het startpunt voor de Kadernota 2026. De Kadernota 2026 is het budgettaire kader waarbinnen de Begroting 2026 wordt opgesteld. In de Begroting 2026 staat onder meer een begrotingssaldo centraal dat vanaf begrotingsjaar 2026 structureel in evenwicht is. De Kadernota bieden we tegelijk aan met deze Voorjaarsnota aan Provinciale Staten. De Begroting 2026 bieden we samen met de Najaarsnota eind september aan Provinciale Staten aan.
Voor de Voorjaarsnota en voor de Kadernota geldt dat ze zelfstandig leesbaar moeten zijn, ook op de website. Een aantal onderdelen komt daarom terug in dit document zonder dat er een wijziging is. Het levert wel een papieren boekwerk op dat vrij dik is.
Waar zijn de bijstellingen opgenomen?
Provinciale Staten voeren hun budgetrecht uit op de doelen. Daarom stelen Provinciale Staten de budgetwijzigingen vast zoals die staan binnen de ambities onder de 3e W-vraag: ’Wat mag dat kosten?’. Als het nodig is, staat er ook een beleidsmatige toelichting bij de 2e W-vraag: ’Wat gaan we doen om het beleidsdoel te realiseren?'.
Als er geen wijzigingen zijn ten opzichte van de begroting dan staat dat er met een standaardzin opgenomen.
Opbouw van een ambitie
De ambities in de documenten van de Planning & Control-cyclus hebben een uitwerking op 3 niveaus (de 3 W's):
- Beleidsdoelen (PS) - 1e W-vraag: W at willen we bereiken?
- Beleidsprestaties (GS) - 2e W-vraag: W at gaan we doen om het beleidsdoel te realiseren?
- Hoeveel middelen zetten we daarvoor in - 3e W-vraag: W at mag dat kosten?
Provinciale Staten stellen de uitwerking van de ambities en beleidsdoelen vast. Met daarbij de middelen die voor de beleidsdoelen beschikbaar zijn. Gedeputeerde Staten stellen de uitwerking van de beleidsprestaties vast en de middelen die daarvoor beschikbaar zijn.
Classificatie bijstellingen
In deze Voorjaarsnota zijn verschillende bijstellingen opgenomen. Per bijstelling voegden we een classificatie toe in de toelichting op de 3e W-vraag ‘Wat mag dat kosten?’. Daarmee willen de Voorjaarsnota leesbaarder maken en PS ondersteunen bij hun besluitvorming.
Classificatie | Toelichting |
---|---|
Nieuw besluit | Dit gaat om bijstellingen die het gevolg zijn van nieuw beleid. Dit nieuwe beleid is voor niet eerder vastgestelde doelen of activiteiten of voor middelen om deze doelen te bereiken. ‘Nieuw’ wil in de praktijk zeggen dat wij deze activiteiten nog niet doen en dat wij hier nog geen middelen voor beschikbaar hebben gesteld. In deze categorie namen wij ook begrotingswijzigingen op over de bijstelling van bestaand beleid. Deze wijzigingen bestaan uit intensivering of heroverweging/scopewijzigingen. Het gaat om het bijstellen van activiteiten of om het inzetten van middelen binnen een bestaand takenpakket. Doel is het bereiken van vastgestelde doelstellingen. |
Bestaand beleid | Dit gaat om bijstellingen die het gevolg zijn van Statenvoorstellen, moties of amendementen die eerder in PS zijn aangenomen. Deze verwerken we nu financieel-administratief in deze Voorjaarsnota. Dit gaat om bijstellingen door indexeringen, doorschuiven van middelen, autonome ontwikkelingen, etc. Hieronder valt ook de aframing van bestaande budgetten. |
Getalnotatie (v) en (n)
In de toelichting op de 3e W-vraag 'Wat mag dat kosten?' Geven we per bijstelling in de titel aan wat het financiële effect van die bijstelling is. Daarbij geldt:
- Een (v) betekent dat de lasten worden verlaagd en/of de baten worden verhoogd.
- Een (n) betekent dat de lasten worden verhoogd en/of de baten worden verlaagd.
Per bijstelling geven we vervolgens aan hoe dit financiële effect wordt verwerkt. Het kan bijvoorbeeld verrekend worden met een daarvoor ingestelde reserve, een bijbehorende specifieke uitkering of met het begrotingssaldo.
Lastencategorieën
In deze Voorjaarsnota geven we in het samenvattend financieel beeld inzicht in de opbouw van de lasten via een grafiek. Datzelfde doen we bij elke ambitie bij de 3e W-vraag 'Wat mag dat kosten?'. De lasten verdelen we daarbij in 4 categorieën:
- Arbeidskosten: dit gaat om de loonkostenformatie zoals opgenomen onder A in de paragraaf Arbeidscapaciteit .
- Kapitaallasten: dit gaat om de kapitaallasten als gevolg van een investering.
- Subsidies en inkomensoverdrachten: dit gaat om de lastneming van subsidies en daarnaast bijdragen aan vooral andere overheidsinstellingen.
- Overige lasten: dit gaat om de lasten die horen bij de hiervoor genoemde categorieën. Dit gaat om uitgaven voor planmatig en groot onderhoud, externe inhuur, beleidsmatige onderzoeken, software licenties, stortingen in voorzieningen, afwaarderingen van aangekochte gronden, te betalen belastingen, gas/water/licht en verschillende overige uitgaven.
De categorie 'subsidies en inkomensoverdrachten' vormt een omvangrijk deel van de provinciale begroting. In deze categorie zijn de lasten begroot van subsidies. Hieronder zit ook de concessie voor het openbaar vervoer. In de categorie staan ook de bijdragen die de provincie verstrekt aan andere overheidsinstellingen, zoals de omgevingsdiensten. Dergelijke bijdragen heten in de verslaggevingsregels (Iv3) 'inkomensoverdrachten'.